Verzorging Roodoogmakikikker

  • 1. Algemeen

    Wetenschappelijke naam Agalychnis callidryas
    Grootte Tot 10 cm
    Terrarium 70x40x90 cm of groter
    Herkomst Centraal Amerika
    Biotoop Tropisch regenwoud
    Lampen UV noodzakelijk
    Temperatuur 23 tot 28 graden
    Voeding Insecten
    Voortplanting Eierleggend
    Leeftijd Tot 10 jaar
  • 2. Wetgeving

    De roodoogmakikikker is opgenomen in de CITES appendix II

    In het wild geld de roodoogmakikikker nog niet als zeer ernstig bedreigd, en sommige populaties zijn erg groot, maar met het oog op habitatvernietiging en vervuiling mogen de dieren nog maar in beperkte mate geëxporteerd worden uit hun natuurlijke leefgebied.

    Er is geen vergunning te hebben om een roodoogmakikikker te houden of te verkopen.

    Om de dieren in gevangenschap te mogen houden moet men wel in het bezit zijn van een verklaring van herkomst. Na aanschaf van een roodoogmakikikker moet het bonnetje van de kweker of de winkel waar het dier gekocht is bewaard worden als bewijs van legale aankoop.

  • 3. Uiterlijk

    Een tot 7 cm grote slanke boomkikkerachtige.
    Mannelijke dieren worden ongeveer 5,5 cm zijn wat kleiner en slanker van bouw dan de vrouwtjes.
    Vrouwtjes kunnen tot 7 cm worden en hebben van opzij gezien een iets stompere snuit dan de mannetjes. Beide geslachten hebben opvallend lange voor en achterpoten waarmee ze behoedzaam door de takken klimmen. Bij verstoring kunnen ze erg ver springen.

    De basiskleur van het lichaam is als camouflagekleur heldergroen, soms met wat kleine witte stipjes of een vaag geel netpatroon. Overdag zijn de dieren lichter van kleur dan ‘s nachts.
    De buikzijde en keel zijn vaalgeel tot wit, bij het mannetje is de kwaakblaas onder de keel iets donkerder.
    De flanken, boven en onderzijde van de achterpoten zijn blauw, met daaroverheen een geel netpatroon op de flanken.
    De lange vingers en tenen zijn voorzien van verdikte vingertoppen en helderoranje.
    De ogen van de makikikker zijn zoals de naam doet vermoeden helderrood.

    Makikikkers zijn nachtactief, overdag houden zij zich schuil onder, of op grote bladeren. Of ze slapen in bladeren van bromelia’s.
    De kikkers kruipen dan in elkaar om de felle kleuren op hun flanken te verbergen en vouwen hun opvallend oranje tenen onder het lichaam.
    De oogleden zijn voorzien van een netachtig patroon als de dieren slapen en op deze manier zijn de dieren soms nauwelijks te onderscheiden van het blad waarop ze zich bevinden.

    Bij verstoring openen de dieren hun grote ogen en staren naar hun belager, in de hoop deze zo af te schrikken en zelf snel te ontkomen.

    ‘s Nachts lopen de dieren door het gebladerte op zoek naar voedsel of een partner. Beide geslachten kwaken om hun territorium af te bakenen en in de paartijd laten de mannetjes hun paringsroep horen.
    In gevangenschap kunnen roodoogmakikikkers tot 10 jaar oud worden.

  • 4. Verspreidingsgebied

    Centraal Amerika, van zuidoost Mexico tot aan Colombia
    De kikkers leven in de beplanting dicht bij stilstaand of langzaam stromend water.

  • 5. Huisvesting gevangenschap

    Voor een groepje van 3 tot 5 dieren is een terrarium van 70 x 40 x 90 centimeter of groter voldoende. In een verblijf van dit formaat kunnen 1 mannelijk dier en wat vrouwtjes goed gehouden worden. Zorg er wel voor dat de dieren die samen gehouden worden van gelijke grootte zijn, makikikkers happen naar alles wat beweegt en kleinere soortgenoten kunnen verwond raken door grotere dieren die naar voedsel happen. Vooral de hoogte is van belang bij deze boombewonende dieren.

    Als bodemmateriaal kan het beste gebruik gemaakt worden van cocosvezel, cocoshusk of blokken turf.Met turfblokken kunnen in het terrarium mooie hoogteverschillen aangebracht worden.

    Voor de verdere inrichting kan men gebruik maken van grote stukken kienhout, varenwortel, grote (kurk) takken en stukken hol kurkschors om schuilplaatsen te creëren. Mos en grote afgevallen bladeren kunnen de inrichting op de bodem completeren en zorgen er voor dat het bodemmateriaal niet zo snel uitdroogt.

    Naast deze materialen is het heel goed mogelijk om in een amfibieënterrarium levende planten aan te brengen. Verschillende soorten mos en kruipende planten kunnen het geheel aankleden.
    Vooral grofbladige planten doen het goed bij makikikkers, zoals bijvoorbeeld Spatiphylum, Dieffenbachia, Monstera, Philodendron en Epipremnum. Grote bromeliasoorten zoals Aechmea, Vriesea, Guzmania en Neoregelia kunnen ook zeer goed gebruikt worden om het terrarium te verfraaien.

    Een groot watergedeelte mag uiteraard niet ontbreken voor deze dieren. Bij voorkeur moet ongeveer de helft van het oppervlak van het terrarium uit water bestaan.

    Zorg er wel voor dat het watergedeelte niet te diep is, of dat de dieren er in ieder geval makkelijk uit kunnen kruipen als ze in het water terecht komen. Een waterdiepte tot 10 centimeter is meer dan voldoende. Makikikkers hebben geen grote zwemvliezen tussen hun tenen en kunnen niet al te lang zwemmen. Stukken kurkschors, of speciale kunststof eilandjes kunnen gebruikt worden om voor de dieren rustpunten te creëren in het water en er voor te zorgen dat ze het water kunnen verlaten. Waterplanten als waterpest en vederkruid kunnen het geheel verder mooi aankleden. Ververs wekelijks ongeveer 30% tot 50% van het water.

    Roodoogmakikikkers hebben behoefte aan een hoge tot zeer hoge relatieve luchtvochtigheid. Overdag liefst 70 tot 80 %, en in de nacht mag dat oplopen naar 100% als dat mogelijk is. Iedere dag moet het terrarium dus gesproeid worden. In de regentijd kan het verblijf meerdere malen per dag flink gesproeid worden. 

    Geef de dieren ongeveer 12 tot 14 uur verlichting per dag.

    Warmtespots zijn voor de dieren niet noodzakelijk, volspectrumverlichting middels TL-buizen is wel aan te raden, Roodoogmakikikkers hebben enige mate van UVB verlichting nodig om vitamine D3 aan te maken in hun lichaam wat weer nodig is om calcium te verwerken tot gezonde botten. Ook hiervoor kunnen compactlampen of TL-buizen gebruikt worden.
    De temperatuur in het terrarium hoeft niet al te hoog te zijn. Tussen de 24° en 26°C voelen de dieren zich het prettigst. In de zomer moet gewaakt worden voor hoge temperaturen, de boomkikkers kunnen hier slecht tegen. Plaats het terrarium niet in de zon. ’s Nachts mag de temperatuur niet onder de 20°C zakken.

  • 6. Hanteren

    Het vastpakken van kikkers en padden is over het algemeen af te raden. De slijmlaag op de huid van de dieren kan beschadigen waardoor de dieren gezondheidsproblemen kunnen krijgen.

    Als makikikkers verplaatst moeten worden is het het handigste om ze te vangen met behulp van kleine plastic bakjes of kokertjes waar men de dieren in kan laten springen, en ze op die manier te vervoeren.

    Als de dieren onverhoopt toch vastgepakt moeten worden is het verstandig om voor de gezondheid van de dieren latex of vinyl handschoenen te dragen.

    De huidafscheiding van de dieren smaakt erg bitter en irriteert de slijmvliezen als men het in de mond krijgt, maar is verder ongevaarlijk.

  • 7. Voeding

    Makikikkers happen naar alles wat beweegt en klein genoeg is om potentieel eetbaar te zijn. Met hun plakkerige tong fixeren zij hun voedsel en proberen dat vaak met behulp van hun voorpoten verder in de bek te duwen. In het wild eten ze vrijwel alle insecten die ze tegen kunnen komen, en zelfs kleine dieren zoals jonge gekko’s en andere kikkers.

    Volwassen dieren kunnen het beste om de dag of om de 2 dagen gevoerd worden.

    Jonge dieren mogen iedere dag voeding krijgen.

    Als basisvoeding voor makikikkers kan het beste gebruik worden gemaakt van krekels of kleine sprinkhanen. Deze zijn verkrijgbaar bij de reptielenspeciaalzaak.

    Verder eten de dieren alle kleine geleedpotigen die in hun bek passen.

    Krulvliegen, fruitvliegen,kakkerlakken, wormen en verschillende soorten larven en rupsen zoals bijvoorbeeld die van de soldatenvlieg, wasmot en zijdevlinder zijn in de terrariumspeciaalzaak te verkrijgen. Pas het formaat van de voedseldieren aan op het formaat van de kikker en wat deze op kan eten.
    Gevarieerd voer aanbieden is aan te raden, een eenzijdig dieet kan gezondheidsproblemen opleveren.

    Er zijn voor amfibieën speciale vitamines verkrijgbaar waarmee de voedseldieren bepoederd kunnen worden. Zeker bij opgroeiende dieren, en volwassen dieren die veel eitjes leggen in het paarseizoen, is het verstandig om dit te supplementeren.
    Voer de kikkers bij voorkeur ‘s nachts, zodat de voedseldieren vrijwel direct opgegeten worden en de insecten ook geen gelegenheid hebben om zich te ontdoen van eventuele vitaminepoeders.

  • 8. Voortplanting

    De voortplanting van roodoogmakikikkers hangt samen met de regentijd die de dieren meemaken in het wild.
    In gevangenschap is het het makkelijkst om de regentijd na te bootsen in de maanden November, December en eventueel Januari en Februari. De kortere dagen in onze wintermaanden en de veranderingen van luchtdruk helpen mee om de dieren in de stemming te brengen.
    De mannetjes kwaken om vrouwtjes te lokken en er van te overtuigen dat zij de juiste partner zijn. De vrouwtjes gaan actief op zoek naar een partner in het wild, en kiezen deze waarschijnlijk uit op het formaat van het mannetje en zijn lichaamskleur Beide zijn indicatoren voor een goede gezondheid.
    Het kleinere mannetje ontwikkeld aan de binnenzijde van de voorpoten speciale kussentjes waarmee hij het grotere vrouwtje beter vast kan houden. Hij klemt zich vast op de rug van de vrouw en lift een tijdje mee.
    De eitjes worden in meerdere  klompen afgezet op grote bladeren die over kleine poeltjes hangen. De kikkers plakken deze aan zowel de boven als de onderkant van de bladeren. De eitjes hebben een ietwat lichtblauw gelatinekapsel en zijn zelf bleekgroen tot wit. Het dikke kapsel beschermt de eitjes tegen uitdroging en tegen roofdieren zoals insecten.
    Na 6 tot 7 dagen zijn de larfjes ver genoeg ontwikkeld in het ei en kunnen ze uitkomen. Het beschermende kapsel lost op en de larfjes vallen van de bladeren af in de poeltjes en plassen waar zij zich verder ontwikkelen tot kikkertjes.
    Voordat de eitjes geheel ontwikkeld zijn kunnen de larven zich bij ernstige verstoring al bevrijden uit het kapsel om te ontsnappen aan belagers. Probeer de eitjes zo veel mogelijk met rust te laten tot ze zelf uitkomen.
    De kikkervisjes kunnen gevoerd worden met visvoer-vlokken of speciaal verkrijgbaar kikkerlarven voer. Ververs elke dag of om de dag een deel van het water waar de kikkervisjes in opgekweekt worden.

    Anderhalf tot 2 maanden na de geboorte ontwikkelen de larfjes eerst achterpoten en daarna de voorpoten en gaan ze aan land. Pas als de staart van de larven volledig geabsorbeerd is gaan de kikkertjes zelf kleine insecten eten.
    Voer de jonge makikikkers iedere dag insecten van gepast formaat en selecteer de jonge dieren op formaat zodat de diertjes die sneller groeien geen concurrentie vormen voor hun kleine nestgenoten.
    Fok de jonge kikkertjes apart van hun ouders op, de volwassen dieren zullen ze opeten.
    Jonge makikikkers houden zich de eerste weken van hun leven vaak op in de lage begroeiing rond het water. Als ze wat ouder worden klimmen ze de boomkronen in.
    Na anderhalf tot 2 jaar zijn ze volwassen. 

  • 9. Ziektes

    Uiteraard kunnen roodoogmakikikkers ook ziek worden, net als ieder ander dier.

    Aanwijzingen voor mogelijke ziekten kunnen zijn:

    Lusteloos gedrag, slechte eetlust en weinig bewegen (bij een normaliter actief dier).

    Moeilijk ademen, met de bek open ademhalen of scheef zwemmen, dit kan wijzen op luchtweginfecties.

    Braken of regurgiteren (opgeven) van voedsel.

    Afwijkende ontlasting, diarree, abnormaal ruikende ontlasting, of helemaal geen ontlasting.

    Deze symptomen kunnen wijzen op een besmetting met darmparasieten of een bacteriële infectie.

    Vlekken op de huid, die kunnen wijzen op schimmel of bacteriële infecties.

    Schimmelinfecties bij amfibieën, en vooral het voorkomen ervan, zijn op dit moment een punt van aandacht binnen de terrariumhouderij.

    Ziektes kunnen zich ook op andere manieren manifesteren. Vertoont het dier ander gedrag dan wat hierboven beschreven is, laat het ons even weten, wij kunnen misschien verder helpen, en eventueel doorverwijzen naar een dierenarts.